Cynthia Pereira (72) werd in Deventer geboren. Net als zij, zijn haar dochter Samantha (54) en kleinzoon Sven (27) echte Nederlanders. Maar dan wel Hollands met een flinke scheut Indië. Allerlei Indische normen, gewoonten en eigenschappen zijn doorgesijpeld naar de jongere familieleden. De jongste generatie weet zelfs meer over haar Indische achtergrond dan haar (overgroot-)oma’s. “Dat voelt wel als een gemis, ja.”
Het moet een opvallend tafereel geweest zijn, ergens langs de weg richting het zuiden, eind jaren 50, begin jaren 60. Daar parkeerde een hele Indische familie zijn auto’s, openden hun kofferbakken, haalden er rantangs uit en gingen saté bakken op de parkeerplaats. Dat is volgens Cynthia Pereira één keer gebeurd. “Maar we gingen vroeger ook een paar jaar samen met onze familie – zo’n 20 tot 25 mensen, plus een paar buurjongens – met brommers en rantangs op reis door Duitsland en België. Ik tussen mijn ouders in. Onderweg stopten we dan ergens om met z’n allen in een bos te kamperen. Parkeerden we al die brommers voor het bos, zetten we onze tenten op en maakten we een complete Indische maaltijd voor de hele groep. Cynthia denkt met veel plezier aan die vakanties terug: “Het was eten, drinken, lachen, gillen.’’
Het grote zwijgen
Cynthia’s ouders kwamen eind 1950, begin 1951 met de boot naar Nederland. Mét Cynthia’s oudere zus Poppetje in haar moeders buik. Haar moeder kwam oorspronkelijk uit Semarang, haar vader uit Probollingo. Hoe hun stambomen er precies uitzien, weet Cynthia niet exact. Ze waren beiden Euro-Aziatisch; dat is zeker: “Mijn moeder was volgens mij Duits- of Nederlands-Indisch; mijn vader Portugees- of Nederlands-Indisch.” Maar Cynthia’s ouders zwegen niet alleen over hun afkomst: “Ze spraken nooit over hun Indische verleden. Mijn zussen Poppetje, Monica en ik mochten er ook niet naar vragen. Ik hoorde er nooit iets over. Nul. Helemaal niks. En áls we wel eens iets vroegen, werden we afgescheept. Mijn vader vond dat niet prettig en mijn moeder werd dan boos. Op een gegeven moment besloten we niets meer te vragen. Het er zelfs nooit meer over te hebben.” Inmiddels begrijpt ze waar dat grote zwijgen vandaan kwam: “Ik denk dat mijn ouders erg geleden hebben in Indië. Mijn vader was in dienst van het KNIL. Als sergeant-majoor of zo. Mijn oma heeft mij verteld dat hij mishandeld werd door de Japanners en in een kamp heeft gezeten. Mijn moeder zat niet in een kamp, maar in Soerabaja in een pension. Als puber was ik niet zo geïnteresseerd in hun verhaal. Later ben ik over het Indische verleden gaan lezen en begreep ik het helemaal. Ik heb mijn moeder er nog wel eens naar gevraagd, maar zij vertelde mij toen alleen maar de leuke dingen uit Indië. Toen ze dementie kreeg, heeft ze mijn kinderen en kleinkinderen wel het een en ander verteld.” “Vooral aan mijn broer Jeffrey”, zegt Samantha’s jongste zoon Sven ter Harmsel: “Tegen mij zei ze alleen dat ze een pesthekel aan Japanners had.” Cynthia: “De jongere generaties weten meer dan ik… Dat voelt wel als een gemis, ja.”