Voor de Nederlands-Indische gemeenschap

IN HET NIEUWE NUMMER: HET INDISCHE VERLEDEN IN STRIPS

Een van de eerste strips met een beeld van de koloniale samenleving in Indonesië, was De scheepsjongens van Bontekoe. Vanaf 1957 maakten Hans Jacobs (teksten) en Piet Wijn (tekeningen) een stripversie van het gelijknamige jeugdboek van Johan Fabricius uit 1924, dat losjes was gebaseerd op het verslag van VOC-schipper Bontekoe van zijn reis in 1618/1619. Het spannende verhaal gaat over de reis van drie fictieve, jonge, Hollandse matrozen naar ‘Indië’, zoals Zuidoost-Azië toen werd genoemd. Na veel avonturen bereiken de jongens Batavia.

Eigen volk centraal
Stripmakers stelden tot ongeveer 1980 meestal hun eigen volk centraal, wat etnocentrisme wordt genoemd. De meeste strips waren ook oriëntalistisch, waarmee wordt bedoeld dat ze gemaakt waren vanuit de westerse, neerbuigende veronderstelling dat er kenmerkende verschillen zijn tussen het Oosten en het Westen, zoals onbeschaafd tegenover beschaafd, irrationeel tegenover rationeel en statisch tegenover dynamisch. Zo tekende de Vlaming Bob de Moor in Onder de vlag van de Compagnie een ‘eurocentrisch’ verhaal over voortvarende Nederlanders in Indonesische landschappen met weinig inheemse personen, gebouwen of andere culturele elementen. De enige afgebeelde inheemsen zijn Papoea’s (‘wilden’).