Voor de Nederlands-Indische gemeenschap

IN HET NIEUWE NUMMER: Een klein stukje thuis IN INDISCH VERZORGINGSHUIS

Rapita Manulang groeide op in Jambi, een provincie op Sumatra in Indonesië. Haar ouders komen uit Medan, en haar Batak-cultuur onderscheidt zich van andere Indonesische gemeenschappen. “We hebben een andere taal, een ander accent, en zelfs andere familienamen. Vanaf mijn 12de of 13de jaar dacht ik al aan studeren in het buitenland.” Uiteindelijk kwam de kans om naar Nederland te gaan en Rapita greep die met beide handen aan. Ze wist dat er een grote, Indische populatie is in Nederland en dat de kansen op school en werk beter waren dan in haar thuisland. Rapita kwam op 25-jarige leeftijd naar Nederland. Dit viel samen met de coronapandemie en dat maakte het voor haar een uitdagende periode. Voordat ze kon vertrekken, volgde ze een intensieve taalcursus Nederlands en verschillende voorbereidingsprogramma’s die je klaarstomen voor vertrek. Rapita werkte eerst in een ander verpleeghuis voordat ze bij Nusantara terechtkwam. “Het voelde anders,” zegt ze over haar eerste ervaringen in de Nederlandse zorg. “De sfeer was anders, formeler, en de communicatie verliep stroever. De cultuurverschillen maakten het werken soms uitdagend en er was meer afstand tussen personeel en bewoners. Het was een van de redenen waarom Rapita besloot te solliciteren bij Nusantara toen er een vacature open stond. “In Nusantara vond ik direct aansluiting. Ik werd gelijk door de bewoners begroet en de sfeer was warm en vertrouwd. Het gebruik van traditionele, Indonesische aanspreektitels, zoals ‘oom’ en ‘tante’ gaven mij een gevoel van thuis.”